top of page
Zoeken

Camouflage, tegenoverdracht, videogames, anorexia en penis-zorgen

  • Foto van schrijver: Marcel Doornbosch
    Marcel Doornbosch
  • 7 feb 2021
  • 4 minuten om te lezen

In de ontwikkeling van de diagnostiek van autisme heeft de man altijd centraal gestaan. De diagnostiek bij vrouwen wordt bovendien gecompliceerd door camouflage van symptomen, waardoor er onderdiagnostiek dreigt. In Autism Research wordt een onderzoek beschreven met 161 jongeren (46 meisjes). Deze jongeren hadden allemaal de diagnose autisme, maar de meisjes hadden minder restrictief en repetitief gedrag en scoorden iets beter op een Theory of Mind test. Zij deden mee aan korte rollenspellen met een ‘typisch’ iemand (dus zonder autisme) die door de onderzoekers was geïnstrueerd zich ‘geïnteresseerd’ of ‘verveeld’ te gedragen. De gesprekjes werden opgenomen en geanalyseerd. Er werd onder andere gelet op expressiviteit, gebaren, vragen stellen en lichamelijke opwinding. Helaas lukte het de handlangers van de onderzoekers niet goed om zich verveeld te gedragen en dus werden alleen de geïnteresseerde gesprekjes geanalyseerd. Uit de resultaten bleek dat de meisjes een iets gevarieerdere vocale expressie (tempo, toonhoogte, volume, ritme) hadden dan de jongens. Ze gebaarden niet levendiger en weken verder ook niet af. Het compenseren van sociale tekorten kost mensen met autisme volgens de onderzoekers veel moeite; met name vocale expressie is moeilijk aan te leren.


In Psychoanalytic Psychology staat een artikel over tegenoverdracht. Freud beschreef in Totem en Taboe (1913) tegenoverdracht als een onbewuste reactie van de therapeut op de patiënt. Sindsdien worden de emotionele reacties van de therapeut belangrijk gevonden. Aan een onderzoek deden 17 patiënt-therapeut dyades mee. De therapie was gericht op zogenaamde kernconflicten: thema's in relaties rond wensen, bijvoorbeeld de wens erkend te worden door de ander of met die ander te fuseren, en reacties, zoals teleurgestelde of niet-accepterende reacties. De therapeuten gaven aan hoe ze zich na elke sessie voelden: betrokken, geraakt, inadequaat of ontspannen. Alle therapeuten voelden zich minder ontspannen naarmate de therapie (16 sessies) vorderde. Bij patiënten met een fusie-wens raakten de therapeuten steeds meer betrokken. Bij patiënten die vooral teleurgesteld en depressief reageerden raakte de therapeut meer geraakt en namen de symptomen van de patiënt af. Een andere groep nam de emoties van de therapeut kennelijk waar als onecht, een niet-accepterende reactie, en kreeg juist meer symptomen. In het artikel staat een voorbeeld van een therapeut die een patiënt vraagt naar zijn drugsgebruik. De patiënt antwoordt dat hij, als hij alleen is, zich beter voelt als hij blowt. Als de therapeut vervolgens suggereert dat de patiënt blowt om te ontsnappen aan eenzaamheid, wordt deze boos: ‘je ziet het verkeerd!’ De patiënt accepteert de uitnodiging om stil te staan bij zijn gevoel niet. De interventie van een therapeut die erg betrokken is sluit niet aan bij het kernconfict van deze patiënt (niet-accepterend). Naast meer aandacht voor de emotionele reacties van de therapeut op het kernconflict van de patiënt, pleiten de auteurs voor interventies op maat. Niet iedere therapie geeft hetzelfde resultaat.


De videogame bestaat 50 jaar en is al even lang omstreden. Cyberpsychology, Behavior, And Social Networking heeft een speciale uitgave gewijd aan de effecten van gewelddadige videogames. In de inleiding wordt gesteld dat deze controverse lijkt op andere kritiek op expressieve kunstvormen in de geschiedenis: Caravaggio's Dood van Maria in 1605, Flauberts Madame Bovary in 1857, strips in de jaren 50 en horrorfilms in de jaren 80 leidden allemaal tot morele verontwaardiging en angst voor de teloorgang van de maatschappij. Geschat wordt dat er 2,69 miljard mensen videogames spelen. Een van de onderzoeken beschrijft een longitudinaal persoonsgericht onderzoek naar de effecten van het langdurig spelen van gewelddadige videogames zoals Grand Theft Auto. Gedurende 10 jaar deden 500 adolescenten mee die bij de eerste meting bijna 14 jaar oud waren. Elk jaar vulden ze vragenlijsten in over videogames, agressie, depressie, angst en prosociaal gedrag. Alle deelnemers speelden vroeg in de adolescentie veel gewelddadige games. Dit nam af naarmate ze wat ouder werden en nam weer toe richting jongvolwassenheid. De kleinste groep speelde rond hun 14e heel veel games maar daarna veel minder, wat duidt op ingrijpen door ouders. Een groep van 23% speelde consistent een gematigde hoeveelheid games en had de hoogste agressie-score tegen de tijd dat ze volwassen werden. De grootste groep (73%) speelde aanvankelijk weinig maar later meer games en was het gezondst op alle indicatoren. Blijkbaar is langdurig gewelddadige games spelen wel een risicofactor voor agressie.


In Acta Psychiatrica Scandinavia staat een artikel over Anorexia Nervosa, de meest dodelijke psychiatrische ziekte. Bij Anorexia kan de ondervoeding zo ernstig zijn (BMI < 13) dat patiënten gevoed moeten worden voordat zij psychiatrische hulp krijgen. Tussen 1997 en 2014 werden 384 patiënten (94% vrouwen, gemiddeld BMI 12,7) na een opname in een clinical nutrition unit gevolgd. Daarvan werd 25% tijdens de opname naar de IC verplaatst. In de follow-up periode overleden 44 patiënten, waarvan 5 tijdens de opname (het verwachte aantal doden voor deze leeftijdsgroep is minder dan 3). De doodsoorzaken waren natuurlijk (waaronder Anorexia en cachexie) en onnatuurlijk (suïcides en 1 verkeersongeluk). Gemiddeld was er sprake van 3 doodsoorzaken per patiënt. De hoge mortaliteit in deze onderzoeksgroep wordt deels verklaard door somatische complicaties bij Anorexia.


Mannen die bezorgd zijn dat hun penis te klein of onaantrekkelijk is, letten tijdens seks zoveel op zichzelf (‘toeschouwen’) dat het niet meer lukt. In Archives of Sexual Behavior staat een artikel over een onderzoek onder 858 mannen die vragenlijsten invulden over hun penis (bijvoorbeeld: ‘ik ben tevreden met het uiterlijk van mijn geslachtsdelen’), angst, afleidbaarheid, seksuele problemen (erectie en orgasme) en seksueel zelfbewustzijn (schaamte en zelf-focus). Het blijkt dat mannen die bezorgd zijn over hun penis vaker schaamtevolle en zelfgerichte gedachten hebben tijdens seks en vaker seksuele problemen rapporteren. Angstige mannen schamen zich vooral. Mannen die gauw afgeleid worden hebben tijdens seks meer last van hun penis-zorgen dan mannen die zich kunnen concentreren. Het lijkt erop dat bij mannen met penis-zorgen het ‘toeschouwen’ tijdens seks beïnvloed wordt door angst en afleidbaarheid. In cognitieve taal: zij concentreren zich teveel op ‘taak-irrelevante informatie’ (zorgen over hun penis) in plaats van op erotische stimuli. Volgens de onderzoekers kunnen cognitieve gedragstherapie en mindfulness de angstige gedachten en afleidbaarheid van deze mannen verhelpen.


Recente blogposts

Alles weergeven
Hechting, Lachen

Al meer dan 50 jaar wordt de kwaliteit van de hechting tussen een kind en een verzorgende vastgesteld in de strange situation procedure...

 
 
 

Comments


bottom of page