Depressie, brand, racisme, leedvermaak, schoolverlaten
- Marcel Doornbosch
- 31 mei 2021
- 4 minuten om te lezen
Een depressie wordt gekenmerkt door anhedonie (verlies aan interesse en plezier). Als behandelaar ben je in de praktijk qua diagnostiek volledig afhankelijk van wat iemand je vertelt. Maar kenmerken van depressie zijn ook zichtbaar op een EEG. De pieken die daarop zichtbaar zijn heten event related potentials. Daarvan zijn er verschillende verlaagd tijdens een depressie, waaronder de reward postivity (die volgt op winst of beloning in een gokspel) en de late positive potential (die volgt op een emotionele stimulus). In Psychological Medicine staat een onderzoek waarbij 83 mensen met een depressie en 45 gezonde controls een spelletje op de computer speelden en plezierige en neutrale plaatjes (van gezichten) keken. Uit het onderzoek bleek dat mensen met een depressie een āafgestompteā reactie op hun EEG hadden op beloningen (in het spelletje konden ze geld winnen). Hun reactie op plezierige plaatjes was ook afgestompt. Anhedonie bestaat dus uit een verminderde reactie op beloningen Ć©n een afwijkende reactie op positieve emotionele stimuli. Volgens de auteurs betreft het hier 2 aparte afwijkende processen (endofenotypes) en subtypes van depressie.
In Psychology, Crime & Law staat een artikel over brandstichting. Vooral de tweede auteur van het artikel (Theresa Gannon uit Engeland) publiceert veel over dit probleem. Aan een onderzoek deden 127 mannen meeāhet was mij ook opgevallen dat barbeques, open haarden en houtvuurtjes vooral mannen lijken aan te trekken. De deelnemers waren gevangenen (waaronder 34 brandstichters), brandweermannen en āgewoneā mensen. Zij vulden vragenlijsten over vuur in, schreven scripts (bijvoorbeeld: āstel, je wil iemand een lesje leren met behulp van vuurā) en beantwoordden vragen over hun expertise met vuur (bijvoorbeeld: āwat zou je doen als je van een gestolen auto af wil zonder dat er bewijs achterblijftā). De brandstichters bleken uitgebreide scripts en ook veel expertise te hebben met betrekking tot vuur. Maar dat gold ook voor brandweermannen. En dus, zo concluderen de auteurs optimistisch, hoeft veel met vuur bezig zijn niet negatief te zijn.
Racisme op Amerikaanse universiteiten is een groot probleem. De auteurs van een artikel in Journal of Diversity in Higher Education deden een literatuur-review en een kwalitatief onderzoek. Uit de review bleek dat Witte studenten vaak een āroze brilā op hebben (hoewel vrouwen vaak lastig worden gevallen), terwijl gekleurde studenten veel racisme ervaren. Ook was er sprake van een ākleurenblindā ideologie (ontkenning van racisme), iets waar ik zelf ook op moest worden gewezen. Bovendien wordt in de media het beeld geschetst dat als je maar je best doet alle achterstanden en ongelijkheden kunnen worden overwonnen (dat heet emulation framing). Het onderzoek vond plaats op een overwegend Witte universiteit. Een diverse groep studenten keek 2 films die op een universiteit spelen: Pitch Perfect 2 en 22 Jump Street. Door middel van enquĆŖtes, focusgroepen en blogs werden gegevens verzameld. Wat leuk is, is dat de auteurs eerst de beperkingen van hun methode beschrijven en pas daarna de resultaten. Zo geven ze toe dat de generaliseerbaarheid van hun bevindingen een probleem is en dat de discussies over racisme met name voor de gekleurde studenten emotioneel belastend waren. Er werden 3 conclusies getrokken. Ten eerste konden de gekleurde studenten veel beter stereotypen herkennen. Bijvoorbeeld: in de film 22 Jump Street wordt de Zwarte politiebaas erg boos als zijn Witte ondergeschikte seks heeft met zijn dochter. Een Zwarte studente zei daarover:
āThe captain, he was kind of like loud and aggressiveāthat could be a racial thing.
I guess saying that Black people are more loud.ā
Terwijl een Witte studente dacht dat de politiebaas gewoon beschermend was naar zijn dochter toe. Ten tweede bleek dat veel studenten het belangrijk vonden om te investeren in culturele competentie, zoals het herkennen van stereotypen, maar dat dit zogenaamde āgevaarlijke discussiesā kan opleveren. Ten derde, dat het belangrijk is om eerst kritisch te leren kijken naar stereotypen in de media. Volgens de auteurs kunnen kritische discussies over film het klimaat op een universiteit helpen verbeteren!
In Psychological Reports staat een artikel over leedvermaak. Daar is geen woord voor in het Engels, in Amerika noemen ze het schadenfreude. In het onderzoek werden allerlei variaties van scenarioās gebruikt zoals: āiemand haalt je in op de snelweg en later zie je dat die een lekke band heeftā. Leedvermaak, dus een positieve reactie op iemands pech, was het grootst als het slachtoffer onaardig was, bijvoorbeeld als de inhaler in het scenario de middelvinger opsteekt terwijl die je passeert. Er was ook sprake van leedvermaak als het iemands āverdiende loonā leek, bijvoorbeeld als de inhaler gevaarlijk reed, maar dat effect werd overschaduwd door de invloed van onaardigheid, vooral bij vrouwen. Afgunst speelde ook een rol, bijvoorbeeld als de inhaler in een mooie, dure auto reed, maar ook alleen in het onaardige scenario. Kortom, de onaardigheid van het slachtoffer verklaarde het meeste leedvermaak, een āextreem sterkā effect volgens de auteurs. Het viel de auteurs verder op dat de leedvermaak-scores best laag bleven (niet meer dan 4,49 op een schaal van 1 tot 7); het is een milde emotie.
In Canada deed men via een matched case-control design onderzoek naar schoolverlaten (drop-out, dus zonder diploma). In Journal of Educational Psychology staat hoe 12 middelbare scholen met een hoge drop-out (wel 36%!) meededen aan het onderzoek. Eerst vulden 6.733 leerlingen een vragenlijst in. Iedereen die voortijdig school verliet werd geĆÆnterviewd (n=183). Ook werden zorgvuldig gematchte āvolhoudersā geĆÆnterviewd (n=183); zij leken op de schoolverlaters op allerlei variabelen, waaronder risico op schoolverlaten. 179 Leerlingen die geen verhoogd drop-out risico hadden werden ook ondervraagd. Het risico op drop-out was verhoogd als de schoolverlater iemand kende (vrienden, romantische partners of broers en zussen) die de school voortijdig had verlaten. Hoe meer schoolverlaters in de omgeving, hoe hoger het risico zelf schoolverlater te worden. Het risico was het grootst als de blootstelling aan schoolverlaten recent (in het voorgaande jaar) had plaatsgevonden. Volgens de auteurs wijzen deze uitkomsten op āsociale besmettingā via netwerken van leeftijdsgenoten.
Comments