top of page

Emoties, antwoorden, helpen, koekjes en creativiteit

  • Foto van schrijver: Marcel Doornbosch
    Marcel Doornbosch
  • 12 okt 2020
  • 4 minuten om te lezen

Bijgewerkt op: 28 jan 2021

In het tijdschrift Emotion staat een kort verslag over emoties. Volgens de auteurs van het artikel The Recognition of 18 Facial-Bodily Expressions Across Nine Cultures (1) worden emotionele gedragsexpressies in alle culturen herkend. Er is veel onderzoek verricht naar de zes basisemoties boosheid, walging, angst, blijheid, verdriet en verbazing. De onderzoekers maakten foto’s van achttien emotionele uitingen: de zes basisemoties plus geamuseerdheid, tevredenheid, verlangen, schaamte, belangstelling, pijn, trots, verlegenheid, verveling, verwarring, terughoudendheid en sympathie. Daarvoor werden modellen volgens het Facial Action Coding System spier voor spier geïnstrueerd om een houding aan te nemen. Aan deelnemers uit verschillende landen (negen culturen) werd gevraagd de foto’s te koppelen aan een verhaaltje, zoals ‘hij/zij is hard zijn/haar favoriete liedje aan het zingen tot hij/zij doorkrijgt dat zijn/haar vrienden kijken’ (verlegenheid).

Vrouwen scoorden iets beter dan mannen maar de lichaams en gezichtsexpressies van alle 18 emotionele toestanden werden in de negen verschillende culturen goed herkend. Volgens de auteurs ondersteunt dat het idee van de universaliteit van emotionele uitingen.

Vragenlijstenmakers moeten kiezen welke antwoordcategorieën ze gebruiken. De redactie van het tijdschrift European Journal of Psychological Assessment gaat in haar commentaar The Multidimensional Forced-Choice Format as an Alternative for Rating Scales (2) in op het verschil tussen schalen en keuzes. Een voorbeeld van een schaal is: heel oneens-oneens-neutraal-eens-heel eens. Een keuze is bijvoorbeeld: “kies het antwoord dat het beste bij je past (1. Ik doe dingen zonder nadenken 2; Ik ben vaak verdrietig 3; Ik vind het moeilijk anderen aan te spreken 4; Ik heb moeite met me dingen voor te stellen”). Keuzes zouden minder gevoelig zijn voor bijvoorbeeld extreme antwoordstijlen (zoals alles maximaal scoren), maar zijn wel moeilijker te ontwerpen (met twee, drie of vier antwoorden). Het nadeel van een schaal is bovendien dat het een absoluut of normatief antwoord vergt, terwijl een keuze een rangschikking (ipsatief) mogelijk maakt. Beiden zijn valide gebleken, maar schalen zijn gevoeliger voor liegen. De redactie hoopt dat onderzoekers een bijdrage zullen leveren aan dit levendige debat.

In het tijdschrift Proceedings of the Royal Society B staat een artikel over prosocialiteit: de neiging een ander te helpen. De auteurs van het artikel Neighbourhood wealth, not urbanicity, predicts prosociality towards strangers (3) hebben onderzocht of prosociaal gedrag minder is in de stad. Ze kozen daarvoor 12 steden (met gemiddeld een half miljoen inwoners) en 12 dorpen (met gemiddeld 12000 inwoners). In de steden kozen de onderzoekers een rijke en een arme buurt. Helpend gedrag werd vastgesteld in drie categorieën: een verloren envelop op de bus doen, een gevallen object oprapen en een voetganger over laten steken. Er werden 879 gefrankeerde en aan de onderzoeker geadresseerde enveloppen in de buurten achtergelaten. De onderzoeker liet ook 398 keer een set van twintig kaarten vallen; 174 gevolgd door een direct verzoek om hulp (‘kan je me alsjeblieft helpen?’) en 224 keer gevolgd door een indirect verzoek (alleen aankijken). Negentig keer stapte de onderzoeker voor een aankomende auto. In totaal werd er 643 keer (47%) geholpen, vooral in rijke buurten. Een direct verzoek om hulp werd vaker beantwoord in het ‘iets laten vallen’ experiment, maar niet als een envelop onder een ruitenwisser werd achtergelaten met een briefje. Ook anonimiteit had geen invloed: er werd ook voor de voetganger gestopt als een bestuurder alleen in de auto zat. Er is geen bewijs dat prosocialiteit in de stad (urbaan) minder vaak voorkomt. Wel zou deprivatie (armoede) negatief samenhangen met prosocialiteit en is er minder deprivatie in rurale gebieden.

In het tijdschrift Experimental and Clinical Psychopharmacology staat een artikel over insuline. Insuline reguleert het metabolisme en heeft een anorexigeen effect in experimenten. De auteurs van het artikel Virtual Grocery Shopping and Cookie Consumption Following Intranasal Insulin or Placebo Application (4) hebben dit getest met 30 proefpersonen. Na twaalf uur vasten kregen zij insuline of een placebo in hun neus gespoten. Vervolgens mochten ze voor €30,- in een virtuele supermarkt producten kopen en kregen ze (echte) koekjes. Er werd geen verschil tussen de insuline- en placebogroepen gevonden. Het aantal gekochte producten en gegeten koekjes was gelijk. De auteurs geven toe dat een virtuele supermarkt niet goed te vergelijken is met echt winkelen.

In het tijdschrift Journal of Attention Disorders staat een artikel over creativiteit. Hoewel mensen met ADHD het slechter doen op school zouden ze creatiever zijn. De auteurs van het artikel Creativity in ADHD: Goal-Directed Motivation and Domain Specificity (5) onderzochten 71 ADHD-ers met en zonder medicatie en een controlegroep van 36 gezonde deelnemers. Zij vulden de Creative Achievement Questionnaire in, met vragen over wat ze bereikt hebben in tien creatieve domeinen zoals theater, koken of schrijven (variërend van 1 ‘ik heb hier geen opleiding of erkend talent in’ tot 7 ‘ik heb hier een nationale prijs voor gewonnen’). Divergent denken werd gemeten door te vragen nieuwe, originele toepassingen te bedenken voor een vork en een krant. Het vermogen tot probleem-constructie werd vastgesteld door een probleem voor te leggen, zoals ‘je bent de directeur van een basisschool en een van de kinderen nam een slang mee maar die is nu vermist’, en ze te vragen dit te herdefiniëren in termen van (a) diagnostische informatie; (b) alternatieve doelen; (c) alternatieve procedures; en (d) beperkingen. Een voorbeeld van een hoog scorend alternatief doel is bijvoorbeeld ‘er een leerervaring van maken’. ADHD-ers bleken meer creatieve prestaties bereikt te hebben. Op divergent denken en probleem constructie scoorden ze niet hoger. In een tweede studie werd de rol van motivatie onderzocht door 46 ADHD-ers en 44 gezonde deelnemers dezelfde divergent denken opdracht te geven als in de eerste studie (maar nu met een riem, een boek, een blik en een handdoek) ,met de mogelijkheid geld te winnen voor originelere ideeën. Ook vulden ze de Kaufman Domains of Creativity Scale in. Deze lijst meet creativiteit in vijf domeinen zoals zelf, school, optreden, technisch en artistiek. Volgens de onderzoekers genereerden mensen met ADHD meer originele ideeën als ze om een bonus streden. Bovendien zijn ze creatiever in de domeinen optreden (zoals acteren) en techniek (zoals programmeren). Blijkbaar zijn mensen met ADHD vooral creatief als ze gemotiveerd zijn (door een beloning of intrinsiek op een bepaald gebied).


Verwijzingen

Recente blogposts

Alles weergeven
Hechting, Lachen

Al meer dan 50 jaar wordt de kwaliteit van de hechting tussen een kind en een verzorgende vastgesteld in de strange situation procedure...

 
 
 

Comments


bottom of page