top of page
Zoeken

God, seks, prosocialiteit, zitten, empathie

  • Foto van schrijver: Marcel Doornbosch
    Marcel Doornbosch
  • 2 mei 2021
  • 4 minuten om te lezen

Volgens de auteurs van een artikel in Psychology of Religion and Spirituality is er een verband tussen het beeld dat gelovigen hebben van God en hun psychologische welzijn. Daar is zelfs een vragenlijst voor: de God Questionnaire (serieus!). Deze vraagt naar het beeld van God volgens 2 dimensies: het oordeel van God en de betrokkenheid van God. De vragenlijst werd ingevuld door 1048, vooral gelovige, mensen. Er waren ook 45 atheïsten, 43 agnostici en, gek genoeg, 45 mensen die ‘het niet wisten’. De uitkomsten werden per generatie geanalyseerd. Millennials (of de ‘patatgeneratie’) en Generatie X hadden een kritisch Godsbeeld (dat is een God die hoog scoort op oordeel maar laag op betrokkenheid). Baby Boomers (of de ‘protestgeneratie’) en de Stille Generatie hadden een welwillend of autoritair beeld van God, waarbij de betrokkenheid van God dus een hoge score kreeg. Boeddhisten hadden een afstandelijk beeld van God: laag op betrokkenheid en laag op oordeel. Mensen met een kritisch Godsbeeld rapporteerden meer negatieve emoties. Iemands Godsbeeld wordt waarschijnlijk gevormd door zijn of haar relaties en ervaringen, maar waarom dat door de generaties heen is veranderd wordt in het artikel niet geduid.


In reclame maakt men gebruik van seksuele beelden in de hoop dat de kijker het merk zal onthouden. Daarover zijn heel veel theorieën: Cognitive Interference Theory, Transfer Hypothesis, Limited Capacity Model, Evolutionary Emotional Arousal Theory, Perceptual Fluency Theory en Cognitive Neo-association Theory. In Perceptual and Motor Skills wordt een experiment met vrouwelijke Britse psychologiestudenten beschreven. De deelnemers keken naar een televisieprogramma en naar reclame. Vervolgens moesten ze een onherkenbaar gemaakt logo van een merk identificeren (impliciete geheugentaak) en werd gevraagd welk merk ze zich konden herinneren (expliciete geheugentaak). De reclames waren seksueel van aard, zoals de reclame voor Calvin Klein Jeans, of niet-seksueel van aard, zoals de reclame voor Dove. Ook de televisieprogramma’s waren seksueel getint of niet. De belangrijkste uitkomst van het experiment was dat reclames met seksuele beelden tot een slechtere impliciete herinnering aan het logo van het merk leiden. De expliciete herinnering aan het merk was niet beter na een reclame met een seksuele inhoud. Dat was ook het geval bij de deelnemers die de reclame zagen tijdens een seksueel getint programma, zoals The Bachelorette. Hoewel het merk niet beter werd onthouden, werd de reclame zelf wel beter herinnerd. De bevinding dat een seksuele reclame beter werd onthouden na een niet-seksueel programma past binnen de theorie dat stimuli die afwijken van de context beter worden onthouden: het zogenaamde Von Restorff effect. De auteurs concluderen dat het aloude sex sells niet opgaat voor vrouwen.


Prosocialiteit, aardig zijn voor een ander, is goed voor de onderlinge verhoudingen. Voorbeelden van prosociaal gedrag zijn vrijwilligerswerk, aan goede doelen geven, anderen helpen, vriendelijke daden en zelfopoffering binnen relaties (iets voor je partner doen of juist opgeven tegen je zin in). In Psychology and Aging staat een artikel over de vraag of het ook goed is, psychisch, voor degene die aardig doet. In Zwitserland deden 295 mensen mee aan een onderzoek. Drie dagen lang vulden ze 8 keer per dag een vragenlijst in over sociale interacties. De deelnemers hadden een (Zwitsers?) horloge gekregen dat ze elke 90 minuten daaraan herinnerde. Tussendoor kregen ze een videotraining, eerst over ‘zelf-focus’ en 2 dagen later over ‘ander-focus’. Zo werden gegevens verzameld over 5649 sociale interacties. Uit die gegevens bleek dat als de deelnemers gericht waren op het welzijn van de ander (na de videotraining over ander-focus), ze zich niet beter voelden dan normaal. Toen ze zich richtten op hun eigen welzijn (na de videotraining over zelf-focus) ging hun subjectieve welbevinden omlaag. Het is een beetje vreemd dat een onderzoek over prosocialiteit niet gericht is op vriendelijke daden, maar zich beperkt tot sociale interacties en ‘gefocust zijn op een ander’.


Bewegen is gezond maar een sedentaire levensstijl (Nederlanders zitten 10 uur per dag) is inmiddels een epidemie aan het worden. In Journal Of Medical Internet Research staat een verslag van een experiment met Rotterdamse ambtenaren. Een deel van hen kreeg een Fitbit en een ander deel ook de Movemore-app voor een 5 weken durende gamification interventie. Tijdens de gamification kregen de kantoormedewerkers individuele challenges en team-challenges, zoals een virtuele (echt waar!) wandeling door de stad. Daarna werden de deelnemers 5 weken blootgesteld aan nudges op kantoor. De nudges waren bordjes op kantoor met motiverende boodschappen.

Uit het onderzoek bleek dat de deelnemers tijdens de gamification fase meer gingen wandelen, maar de nudges droegen daar niet aan bij. Gamification leidde tot ongeveer 500 stappen meer in de interventiegroep, een effect waarvan de auteurs toegeven dat het tegenvalt. Een verklaring daarvoor is dat de Rotterdamse ambtenaren al veel (gemiddeld 10.270 stappen per dag) wandelden en er een plafond was bereikt. Voor de ineffectiviteit van de nudges worden ook diverse redenen aangevoerd (geen trap in het gebouw, slecht weer buiten, onaantrekkelijk promotiemateriaal). Astrid (van de redactie) is tegen werkgevers die hun medewerkers via apps en fitbits controleren.


Er gaat niets boven een mooi longitudinaal onderzoek. In PNAS staat een artikel over een studie naar empathie waarbij Israëlische kinderen 20 jaar werden gevolgd. Er konden 3 groepen met elkaar worden vergeleken: kinderen die à terme waren geboren, kinderen die te vroeg waren geboren maar die wel huid-op-huid contact kregen (kangoeroe-zorg) en te vroeg geborenen die in een couveuse waren gelegd (dat doen ze nu niet meer zonder kangoeroe-zorg). De interactie met hun moeder werd 4 keer geobserveerd: als baby, als peuter, als adolescent en als jongvolwassene. De sociale synchroniciteit tussen moeder en kind (dat is positieve, wederkerige en betrokken communicatie waardoor mensen de gemoedstoestand van anderen leren inschatten) werd gescoord tijdens samen spelen (als kind) en discussiëren (als puber en jongvolwassene). Van de jongvolwassenen werd ook een MRI scan gemaakt terwijl ze zich in iemand inleefden. Uit de observaties bleek dat de synchroniciteit tussen moeder en kind in de couveuse-groep lager was en 20 jaar lager bleef dan in de 2 andere groepen. In de kangoeroegroep werd er bij de observatie toen het kind 4 maanden oud was ook een lagere synchroniciteit tussen moeder en kind gezien maar op jongvolwassen leeftijd was er geen verschil meer met de voldragen groep. Volgens de onderzoeker wordt door huid-op-huid contact direct na de geboorte de synchroniciteit met de moeder ‘gered’. Uit de MRI’s bleek dat er tussen de groepen geen verschillen waren te zien in de hersenregio’s die geassocieerd worden met empathie. Wel was er een verband tussen synchroniciteit en de gevoeligheid van het brein voor empathie. Volgens de auteurs wordt het ‘empathische sociale brein’ gefinetuned door communicatie tussen moeder en kind.


Recente blogposts

Alles weergeven
Hechting, Lachen

Al meer dan 50 jaar wordt de kwaliteit van de hechting tussen een kind en een verzorgende vastgesteld in de strange situation procedure...

 
 
 

Commentaires


bottom of page