top of page
Zoeken

Priesters, trauma, antwoorden, paniek en zelf

  • Foto van schrijver: Marcel Doornbosch
    Marcel Doornbosch
  • 28 mrt 2021
  • 4 minuten om te lezen

Vorige week maakte de katholieke kerk in Nieuw Zeeland excuses voor misbruik in hun instellingen. Seksueel misbruik door katholieke priesters heeft veel leed veroorzaakt en om dat in de toekomst te voorkomen worden aankomende priesters psychologisch gescreend (ook omdat de kerk veel geld aan slachtoffers moest betalen). Een kijkje in de geest van een misbruikende priester is interessant. In Spirituality in Clinical Practice staat dat identificatie van potentiële misbruikers lastig is, omdat de priester als dader als hij aan zijn 4 tot 9-jarige opleiding begint allerlei positieve eigenschappen vertoont. Een priester is warm en behulpzaam en wordt over het algemeen door de families in de parochie vertrouwd. Zo kan hij rustig een kwetsbaar slachtoffer uitkiezen. Daar doen misbruikende priesters gemiddeld 11 jaar over (de tijd tussen benoeming en eerste seksueel misdrijf). In het onderzoek werden 137 Amerikaanse mannen die zich hadden aangemeld voor de opleiding tot priester met persoonlijkheidsvragenlijsten (MMPI en 16PF) onderzocht. Uiteraard werden er geen risicofactoren gevonden, want er namen geen priesters aan het onderzoek deel die later (en dat kan dus heel lang duren) beschuldigd werden van seksueel misbruik. De kerk zelf vindt dat een man pas priester kan worden als hij ‘affectief volwassen’ is, maar er is geen manier om dat vast te stellen.


De diagnose PTSS (trauma) wordt gesteld als iemand de bijbehorende symptomen vertoont. In Journal of Traumatic Stress staat een artikel over een, voor mij, nieuw begrip: centraliteit. De centraliteit van een trauma is de mate waarin de ervaring fundamenteel voor iemands identiteit en levensverhaal wordt. Aan een Amerikaans onderzoek naar centraliteit deden mensen mee die een deeltijdprogramma (6 uur per dag) volgden vanwege ernstige trauma’s, zoals verkrachting. Uit de resultaten bleek dat na de intensieve therapie de centraliteit (gemeten met een vragenlijst) van het trauma afnam en dat patiënten zich als meer dan hun trauma gingen zien. Mogelijk (maar dat was niet te ontwarren vanwege de vele verschillende aangeboden therapieën) droeg ACT daar aan bij. Helaas was er geen controlegroep, waardoor de conclusies mager blijven, ook over het begrip centraliteit zelf.


Alle psychologen zijn natuurlijk geïnteresseerd in vragenlijsten en antwoordcategorieën. Een van de problemen met vragenlijsten is dat een respondent kan liegen. In Psychological Assessment staat dat kandidaten die een persoonlijkheidsvragenlijst invullen tijdens een sollicitatieprocedure heel goed door hebben dat op de stelling ‘ik plan vooruit’ het wenselijke antwoord ‘(heel erg) eens’ is. Dat probleem zou ondervangen kunnen worden door kandidaten keuzes tussen gelijkwaardige (qua sociale wenselijkheid) alternatieven voor te leggen.

Om dat te testen kregen Duitse studenten de instructie te liegen: “de gezochte kandidaat is gewetensvol, betrouwbaar, extravert, stabiel en nieuwsgierig; vul de vragenlijsten zo in dat jouw kans om aangenomen te worden verhoogd wordt”. Dat konden ze goed, bleek uit de vergelijking met eerlijke invullers. Het gebruik van keuze-categorieën bleek minder gevoelig voor liegen dan het gebruik van schaalvragen. De onderzoekers geven eerlijk toe dat dit een simulatie was en dat niemand echt hoopte aangenomen te worden.


In de GGZ zie je veel mensen met een paniekstoornis. Gedragstherapie is daarvoor effectief, maar volgens Journal Of Medical Internet Research krijgen veel mensen toch geen hulp vanwege wachtlijsten en angst voor stigmatisering. Het logische vervolg is dan de ontwikkeling van een app. Aan een experiment met de GET.ON Panic app (van Minddistrict GmbH) in Duitsland deden 45 mensen mee; 47 mensen werden op de wachtlijst gezet (zij deden later mee). De interventie was hybride, in de zin dat men therapie kreeg via een computer en een smartphone. De app spoorde de deelnemers aan om exposure- en ontspanningsoefeningen te doen. De deelnemers kregen ook berichten van een coach. De deelnemers met de app hadden na 8 weken en zelfs na 6 maanden minder panieksymptomen dan de mensen die op de wachtlijst stonden ten tijde van de eerste interventie. Een belangrijke beperking van het onderzoek was dat de deelnemers heel erg gemotiveerd waren; ze moesten best wel wat moeite doen om mee te mogen doen, waardoor het een geselecteerde groep betrof. Hoewel een deel opknapte had de meerderheid nog steeds klachten. De auteurs pleiten daarom voor een blended (dus met face tot face contacten) therapie. Uit de gemelde belangenverstrengeling blijkt dat de auteurs zelf ook geld verdienen met deze app.


Een artikel over het ‘zelf’ is natuurlijk erg filosofisch. Meer dan 100 jaar geleden maakte William James een onderscheid tussen het zelf dat observeert en het geobserveerde zelf. Introspectie was lang het domein van Gestaltpsychologen en psychoanalytici. Zij onderscheiden een inhoudelijk zelf (“wie ik ben”, ik ben bijvoorbeeld psycholoog) dat toegankelijk is via reflectie. Daarnaast (of daaronder, want grotendeels voorbewust) is er ook een procesmatig, potentieel zelf (“wat ik allemaal had kunnen zijn”, misschien wel muzikant of filosoof!). Dit perifere zelf is toegankelijk via een zogenaamde ‘immersive mind-set’, waarbij je iets van binnenuit ervaart alsof je je onderdompelt in een bad. De auteur van een artikel in Review of General Psychology beschrijft een zelfonderzoek waarin hij trachtte het perifere (niet bewuste) zelf via introspectie te beschrijven. Een jaar lang dacht hij na en mediteerde over een opzettelijk vaag gehouden doel om te voorkomen dat het een reflectief proces zou worden. Zijn observaties analyseerde hij via interpretatieve fenomenologische analyse. De belangrijkste oogst van dit onderzoek was dat er bepaalde gevoelens geobserveerd werden. Deze gevoelens leken verband te hebben met de jeugd van de onderzoeker. Ondanks de vage interpretaties van deze ervaringen probeert de auteur toch een wetenschappelijke kijk vast te houden. Hij stelt dat, hoewel het fenomeen van het perifere zelf ongrijpbaar is, het niet verworpen moet worden, maar als voorlopig bevestigd gezien kan worden. De auteur geeft toe dat dat een controversiële denkwijze is.


Recente blogposts

Alles weergeven
Hechting, Lachen

Al meer dan 50 jaar wordt de kwaliteit van de hechting tussen een kind en een verzorgende vastgesteld in de strange situation procedure...

 
 
 

Comments


bottom of page