VERMIJDEN, IMPOSTER, BLUES, GROOMING
- Marcel Doornbosch
- 29 dec 2021
- 3 minuten om te lezen
Vermijdende persoonlijkheidsstoornis (voorheen ‘ontwijkende persoonlijkheid’) is een veelvoorkomend probleem dat wordt gekarakteriseerd door een laag zelfbeeld en sociale terugtrekking. Er is weinig over bekend, behalve dat het in de loop der jaren erger wordt, en er zijn geen specifieke behandelingen voor. Door de overgevoeligheid voor negatieve evaluatie vinden vermijdende mensen therapie moeilijk. In Personality Disorders: Theory, Research, and Treatment staat een Noors observationeel en longitudinaal onderzoek met 460 vermijdende patiënten (72% vrouwen, overwegend alleenstaand) die tussen 2009 en 2016 behandeld werden. Volgens de auteurs hadden deze mensen een opvallend lage kwaliteit van leven, bijvoorbeeld omdat ze werk noch sociale relaties hadden. De patiënten bleven gemiddeld 20 maanden in therapie. Hun sociale functioneren verbeterde langzaam maar zeker, vooral in het begin van de therapie. Gek genoeg had een groot deel van de deelnemers ook agressieve uitbarstingen en zelfs de neiging tot zelfbeschadiging.
Het Imposter fenomeen verwijst naar een ervaring van intellectuele ‘nepheid’. Vooral succesvolle vrouwen zouden hun prestaties en intelligentie ontkrachten en bang zijn om door de mand te vallen. In Training and Education in Professional Psychology staat een onderzoek met 84 psychologiestudenten (88% vrouwen) die een heleboel vragenlijsten invulden, waaronder de Clance Impostor Phenomenon Survey. Wel 88% van de studenten rapporteerden imposter gevoelens. Er werden verbanden gevonden tussen imposter fenomenen en depressie, angst en perfectionisme. Een hoge prestatiemotivatie hing echter niet samen met imposter gevoelens. De auteurs pleiten voor meer aandacht voor opvoeding, cultuur en genderstereotypen om studenten te helpen om te gaan met gevoelens van incompetentie.
Gemiddeld luisteren mensen 18 uur per week naar muziek. Muziek heeft een belangrijke invloed op stemming. Maar over de muziekvoorkeur van depressieve mensen zijn muziekologen en psychologen het niet eens. In Emotion staat dat er 2 theorieën zijn: van verdrietige liedjes ga je je slechter voelen (maladaptief) versus van verdrietige liedjes ga je je juist beter voelen (adaptief). Aan een ‘ecologisch’ onderzoek deden 77 vrouwelijke studenten mee waarvan de helft depressief was. Via last.fm werd bijgehouden naar welke muziek ze op Spotify luisterden en via tunebat.com werd de toonhoogte en het tempo (beats per minute) van hun favoriete muziek bepaald. Gedurende 3 dagen moesten de deelnemers 5 keer per dag vragenlijsten invullen en moesten ze uit 5 door de onderzoekers geselecteerde muziekfragmenten een keuze maken. Van de fragmenten was eerder bepaald of ze vrolijk waren (zoals de soundtrack van Dances with wolves) of verdrietig (zoals de soundtrack van Band of brothers). Uit het onderzoek bleek dat de depressieve deelnemers niet vaker verdrietige muziek kozen, maar dat ze wel meer naar muziek met een lager tempo luisterden. Na een verdrietig liedje voelde men zich niet beter maar wel meer ontspannen. Hieruit concluderen de auteurs dat de muziekvoorkeur van depressieve mensen adaptief is. In het Engels verwijst de blues zowel naar muziek als naar stemming, maar in dit onderzoek werd er niet specifiek naar echte blues (zoals https://youtu.be/BtZ6DoeimP4) geluisterd.
Grooming (online kinderlokken) is een ernstig probleem dat kan leiden tot seksueel misbruik. Het online groomen is een complex proces van relatieopbouw, vriendschap sluiten en manipulatie tot offline seksuele ontmoetingen. Er is veel onderzoek gedaan naar de strategieën van groomers. In Psychology, Crime & Law staat een onderzoek naar de modus operandi van 101 veroordeelde groomers (allen mannen) die via Perverted Justicemet volwassen vrijwilligers die zich voordeden als kinderen (‘lokaas’) hadden geconverseerd. Hoewel er veel meer meisjes dan jongens slachtoffer zijn, werden voor dit onderzoek net zoveel zaken met meisjes als met jongens gebruikt. Omdat alle transcripten van de conversaties tussen daders en (nep)slachtoffers online stonden en alle daders veroordeeld waren, was er geen toestemming voor deelname vereist. De data (van de online gesprekken) werden geanalyseerd met hiërarchische cluster analyse. Er werden 4 clusters gevonden: 1) intimiteit-zoekers: mannen die met meisjes een romantische relatie probeerden aan te gaan door het geven van complimenten, het doen van beloften en het gebruik van koosnaampjes; 2) toegewijde, hyper-seksuele groomers: zij waren heel voorzichtig, vooral gericht op offline seksuele ontmoetingen, wisselden pornografisch materiaal uit en wilden vaak op 2 of meer manieren seks hebben (oraal, anaal of vaginaal); 3) sociale groomers: zij waren minder gericht op seks en minder bezorgd dat ze ontdekt zouden worden; en 4) gelegenheids-asociale groomers: mannen die jongens probeerden te versieren voor seks en onbezorgd leken of ze zouden worden ontdekt. De auteurs waarschuwen tegen het aangaan van online relaties, vooral als er wordt aangedrongen op geheimhouding.
Commentaires